Meer weten over de Oude Riet?

De Oude Riet

Bedijking van de Oude Riet

De inbraak van de Lauwerszee in de vroege middeleeuwen (vermoedelijk rond 800 na Chr.) leidde tot het ontstaan van zeearm de Oude Riet. Deze stroomde vanaf de Lauwerszee om Noordhorn en Zuidhorn heen. Bij Den Horn maakte de zee een scherpe bocht naar het westen om in de buurt van Boerakker zijn verste punt te bereiken. Dat is nog te zien aan de klei in de bodem.

Zee verhoogt rivierbedding en omringende veengrond daalt

In de twaalfde en dertiende eeuw namen de overstromingen aan de hele Nederlandse kust toe. Na watersnoden moesten de bewoners de dijken herstellen en ophogen. In de rivierbedding tussen de dijken zal de zee nog een tijd lang bij vloed klei hebben afgezet. Dat leidde tussen en tegen de dijken tot opslibbing en verlanding. Achter de dijken kwam geen klei meer op de gronden terecht. De venige gronden daar daalden juist als gevolg van ontwatering en oxidatie. De bedding van de zeegeul kwam dus hoger te liggen. Dat heet een omkerings- of inversieproces.

Deze hogere ligging van deze bedding maakte afwateren op de zeearm Oude Riet steeds moeilijker. Water stroomt nu eenmaal niet vanzelf omhoog. Gegraven kanalen met waterwerken als zijlen (sluizen) en dammen namen de afwatering grotendeels over van de Oude Riet: Wolddiep, Matsloot en Hoendiep. De oude bedding van de zeearm bleef als een soort kleitong liggen.

 

Natuurdijken bij Polder de Dijken-Bakkerom

Wetenschappers zijn het niet helemaal eens over de vraag of deze kleitongen ontstonden tussen door mensen opgeworpen dijken. Of dat het eerder natuurlijke processen waren van opslibbing, inversie en bodemdaling. Dat kan ook per gebied verschillen.

Vanaf deze uitkijktoren is het laatste stukje van deze (natuur)dijken te zien: de noordelijke over de Redendijk en de zuidelijke langs de Dijkweg. Wat verder oostelijk richting Enumatil ligt de Dijkstreek. Ook daar is deze inversierug goed te zien.

 

 

Dit schema is ontleend aan Jan van de Broek en Ben Westerink. Op het veen (1) loopt een stroompje (2). Zeewater maakt gebruik van deze bedding (3) en zet (4) steeds meer (5) klei af. Het veen elders klinkt veel sneller in dan de klei. Uiteindelijk liggen zelfs de dijken lager dan de voormalige bedding. Hoog en laag wisselen dus van plaats in een langdurig proces.

Dit schema is ontleend aan Jan van de Broek en Ben Westerink. Op het veen (1) loopt een stroompje (2). Zeewater maakt gebruik van deze bedding (3) en zet (4) steeds meer (5) klei af. Het veen elders klinkt veel sneller in dan de klei. Uiteindelijk liggen zelfs de dijken lager dan de voormalige bedding. Hoog en laag wisselen dus van plaats in een langdurig proces.

 

Zeearm van Oude Riet kwam niet verder dan Wolddiep

De zee kwam nooit verder dan waar nu het Wolddiep ligt. Ten westen van het Wolddiep stroomt dus nog de oude veenrivier met zijn diverse namen als Dwarsdiep, Oude Aa en Oude Maar. Wolddiep, Matsloot en Hoendiep zijn gegraven, kunstmatige wateren.

Dijknamen langs de oude zeearm

Een aantal ‘dijk-’ namen herinnert nog aan de oude loop van de zeearm: de Spanjerdijk aan de oostkant van Zuid- en Noordhorn (A), de Westerdijk van Den Horn naar Enumatil (B), de Dijkstreek ten westen van Enumatil (C). De Redendijk (Bakkerom) en de Dijkweg vormen de twee uitgestoken vingers van deze arm (D). De Dijkweg heette vroeger overigens Hooiweg en nog eerder Kleiweg.

De Oude Riet (blauw) en de middeleeuwse bedijkingen (rood)