De natuur in Nederland raakte steeds meer versnipperd. Kleine stukjes natuur met soms bijzondere planten en dieren raakten steeds meer geïsoleerd van andere gebieden. Dat is lastig te beheren: want hoe richt je bijvoorbeeld de waterhuishouding in op een klein gebied te midden van bijvoorbeeld landbouwgronden. Bovendien kunnen planten en dieren niet meer van het ene gebied naar het andere, waardoor de kans dat ze in een bepaald gebied verdwijnen steeds groter wordt. Om de gebieden beter te kunnen beheren, de waterhuishouding beter af te stemmen op de verschillende functies in het landelijk gebied en vooral om uitwisseling van soorten tussen gebieden mogelijk te maken, hebben we in Nederland het Natuurnetwerk. Het Groningse natuurnetwerk maakt daar deel van uit. In het Zuidelijk Westerkwartier kennen we veel kleine zeer waardevolle natuurgebieden. Door het natuurnetwerk in te richten kunnen we de kleine gebiedjes met elkaar verbinden en kunnen we de waterhuishouding beter afstemmen op natuur, landbouw en veilig wonen. Dieren zoals de otter of de libel de groene glazenmaker in het Zuidelijk Westerkwartier kunnen er (terug)komen en blijven.